Terug naar patiëntenindex

Terug naar de hoofdindex

Gedichten/verhalen van Bram Landzaat


INHOUD

1. BUITENSPEL

(maart 2012)

2. KLAARLICHTEN NACHTEN

(januari 2011)

3. DE MAN MET MIJN GEZICHT

(Voorjaar 2002)

4.. GOED HE!

(23 oktober 2004)

5. UIT HET HART IN HET HART

(5 mei 1996) (update 12 februari 2005)

6. OOK VAN JOU

(Gedicht) (update 12 februari 2005)




1. Buitenspel

Ik lig naakt in bed. Ben een statisch aanspeelpunt. Op de Intensive Care. Draden aan m’n borst. Zie slangen in mijn armen, uit m'n neus en mond. Gek, ik voel niets. Wil me omdraaien. Ik schrik, want bewegen is niet mogelijk. Kan wel denken. Binnen een etmaal van een actieve leraar en voetbaltrainer naar een vleugellamme gevangene. Mij is verteld, dat ik het Guillain-Barré Syndroom heb: een zenuwspierziekte die mijn spieren verlammen.

Verpleegkundigen zijn mijn coaches. Zij rennen. Ik niet. Mijn lichaam is stil. Mijn hart klopt. Ik hoor goed en gelukkig, ik kan denken. Ik moet mijn klas nog inrichten …. De angst overheerst. Wat is er gebeurd? Hoe verder? Ik ben opgesloten in mezelf. Afhankelijk van alles en iedereen. Mijn rol lijkt uitgespeeld. Ben niet eens meer opgesteld. Kan niet praten, heb het benauwd, ondanks de beademing. Steeds heb ik pijn. Soms jank ik een gat in de tijd. Is het dag of nacht? Hoe verloopt deze oneerlijke strijd? Ik speel paniekvoetbal. De school is begonnen.

Wat heb ik verkeerd gedaan? Toen ik klein was, was ik voorbeeldig, zeiden ze. Later haalde ik wel wat kattenkwaad uit. De opleiding op de Rijkskweekschool doet me glimlachen. Zal nu wel niet te zien zijn, natuurlijk. Als onderwijzer op de lagere school maak ik uiteraard fouten. Ben soms streng, als het niet moet. Ik pleeg roofbouw op mezelf. Doe te veel en te lang. Mijn conditie is uitmuntend. Ga door tot aan het gaatje. Regelmatig word ik teruggefloten. Nu doet mijn lichaam dit. Mijn eigen afweerstoffen vernietigen op vele plaatsen mijn zenuwen. Dat hebben ze mij verteld. Ik kan bijna niets. Ben totaal geblesseerd en uitgerangeerd. Wat is het nut van deze beproeving?

Ik moet trainen. Dit is geen walk-over. Af en toe en half minuutje doelgericht ademen zonder machine. Wat stelt dit eigenlijk voor? Alweer benauwd. Wanneer komt er een eind aan deze ongelijke wedstrijd?? Hoe kan ik me verdedigen, terwijl ik uitgeschakeld in bed lig?

Daar heb je mijn fysiotherapeut Ron. Hij ziet mijn vragende ogen en buigt zich over mij heen.

"Je hebt het benauwd, hè? Ik zal je uitzuigen. En straks weer ademen. Hou vol!" Hij haalt het slijm heel diep uit mijn longen. Mijn lijf protesteert en pruttelt pijnlijk tevreden. Ron en ik zijn vrienden uit nood geboren. Een één-tweetje oefenen we.

Dan vertelt hij een schuine mop. "Het lijkt of je lacht. Da's mooi, zeg." Voor hij mij alleen laat, balt hij een vuist en tikt hiermee op mijn borst en fluistert: "Als je weer kan praten, maar nog even niet (Ik moet er nog niet aan denken dat je meelult), dan moet je er ook eentje aan mij vertellen."

Zijn ogen glinsteren. Ik graaf in mijn denkwereld. Hij heeft de voorzet gegeven. Scoren zal ik. Het moet een gore grap worden. En natuurlijk met veel blote seks.

Terug naar de inhoudsopgave

2. Klaarlichte nachten

Als een bliksemflits, oog zakt, praat dronken, zware armen, geen kracht, benauwd, pijn, kramp, vrouw, kinderen, bang, intensive care, licht uit, donker …..

Ik moet
Dichtbij brandend vuur
Duiken in diep donker water
In ruimte zonder lucht
Bang en boos

Ik vind me
Naakt aan draden
Aan een ademmachine die het wel doet
Waar het sist en borrelt
Met mijn brein die op hol slaat
Tijdelijk tijdloos?

Ik wil alles
Iets doet niets
Slapen is waken
Ik voel doof en prikkelbaar
Zeg zonder te praten
Ik zal nooit meer zelf ademen

Pijnlijk lief
Duizend kaarten aan het raam
Een schoonmaker lacht me toe
Ik tel eierdopjes aan het plafond
Ik hoor klakkende klompjes
Herken van wie die zijn
Mijn lief en kinderen zijn een zucht van mijn gezicht
Hun ogen spreken boekdelen

Mijn lijf is niet blij met mij
Stikdonkere dood, wacht nog even
Jij hebt alle tijd
Dan slaat de paniek toe
Weer een nacht die geen duisternis kent

Ik ben samen met mezelf


Brazijn

Aalsmeer, januari 2011

Terug naar de inhoudsopgave


3. De man met mijn gezicht

Hoe kan dit? Hoe is dit mogelijk? Wat heb ik? Waarom ik? Is het wel waar? Is dit nou het einde? Nog meer vragen spoken door mijn hoofd. Ik weet, dat ik op de Intensive Care van de VU lig. Alles rinkelt, piept en zuigt om me heen. Af en toe een hollende verpleegkundige. Het angstzweet breekt me uit. 'k Heb het koud. Ik probeer een beetje naar rechts te kijken en ik zie wazig honderden kaarten naast en op het raam hangen.

Het is overdag, want ik kan vaag een weg met wat gebouwen zien. Ik wil me bewegen. Ik schrik. Ik wil wel, maar het lukt niet. Gevangen in mezelf.

In mijn gedachten tast ik mijn lichaam af. Alleen mijn rechter grote teen doet het . Daarmee kan ik "Ja" zeggen. Een panische angst overweldigt me, als ik wil slikken. Dat gaat ook al niet. Ik voel een raar ding tussen m'n tanden, die los lijken te zitten.

Op dat moment komt een verpleegster naar me toe. Ze begroet me met een glimlach en zegt, dat het goed gaat. "Het zal heel lang duren, Bram, maar je wordt weer beter." Mijn ogen voel ik branden en even later merk ik geschrokken, dat er tranen tergend langzaam over m'n wangen hebben gerold. Ik zie natte plekjes op het laken komen. Esther gaat me uitzuigen. Dat is me al meer gebeurd. Ik krijg de opdracht om te hoesten. Dat lukt van geen kant. 't Is benauwd. Toch lucht het op. Gek genoeg.

Mijn fysiotherapeut Ron kan dat het beste: hij zuigt het slijm heel diep uit m'n longen. Maar hij is er nu niet.

Een slang wordt weer vastgekoppeld.. Dit is dus beademen. Ik moet beademd worden! Verdrietig kwaad word ik. Ik kon op m'n gemak 10 kilometer hard lopen ...... Toen.

Wat had ik naar de vakantie verlangd. Met de musical "Het wassenbeeldenmuseum" had ik met de klas het schooljaar afgesloten. Een schitterende voorstelling was het geweest: Levende en onbeweeglijke personages met diverse verrassende elementen. De video-opname was een dankbare getuige.

Bij m'n nieuwe club SV Almere waren alle voorbereidingen voor een nieuw seizoen achter de rug. De Mini-Gymnaestrada had ik mede mogen organiseren. Deze manifestatie in een grote sporthal gaat plaats vinden in november en ik mag de presentatie verzorgen.

Wat was de CD-opname - Zalt Bommel geheten - van ons popkoor in theater De Krakeling leuk geweest. 'k Ben benieuwd naar het resultaat. Trouwens op diezelfde dag liep ik op school nog een sponserloop van tien kilometer.

Wat was de zomer mooi begonnen. Met m'n vrouw in Friesland: fietsen, genieten, hotelletje, uitwaaien ...... Dan het traditionele voetbalkamp in Amsterdam met 200 kinderen. Leiding geven aan een twintigtal trainers. Wat een plezier. Wel voelde ik me wat grieperig, maar ja, dat kon gebeuren. Even een middag naar bed.

's Avonds nog een docentenbijscholing. Verstandig?

Training bij SV Almere. Geestelijke inspanningen, enige irritaties. Ik moet nog naar school om m'n klas in te richten .....

Toen 's morgens 1 september 1993 benauwd, ik voel een oog zakken, moeilijk en dronken praten, zware armen. Huisarts, ziekenhuis, lumbaalpunktie, niet lopen, brancard, Ank en mijn twee dochters. Ander ziekenhuis, slijm, blazen, niet meer kunnen praten en schrijven, bang, benauwd enzovoort enzovoort, neurologie, bazige verpleegster, Intensive Care, licht uit, donker ......

Nou hier. Mijn hoofd is helder. Wat een lul ben ik, wat een klootzak. Ik zie mezelf liggen in een bed. Hoe lang lig ik hier al?

Esther prutst aan wat apparatuur boven en achter mijn hoofd. "Bram, je gaat een minuut zelf ademen. Wees niet bang, ik blijf bij je". Ze schakelt en ik probeer. Wat gaat het zwaar. Angstig kijk ik op de klok, die naast de deur hangt. De secondenwijzer lijkt me nog meer te tergen. Esther knijpt gelukkig in mijn hand, die aan een infuus vast zit. Ze knikt bemoedigend. Goh, wat een onbeperkt vertrouwen heb ik in haar. Maar toch ...

Ik hijg. Wat duren zestig seconden lang. Ik wil niet meer!. Op de een of andere manier voelt ze me aan. "Het gaat prima, Bram, je haalt de juist hoeveelheid adem. Blijf je concentreren. Enne ontspannen" , voegt ze er rustig aan toe.

Ineens schiet een flard van een mop, die Ron verteld heeft, door m'n hoofd. Geluidloos had ik gelachen. "Als je kan praten - gelukkig nu nog niet! - dan moet je mij er ook een vertellen", had hij me opgedragen. Later hoop ik eraan te denken .... Bij het oefenen was het hem gelukt mijn rechterhand tegen mijn wang te drukken. Vreemde speldeprikjes voelde ik op m'n gezicht. Achter m'n ogen een brandende emotie. "Zal ik je een spiegel voorhouden? Dan kun je jezelf 'ns zien." Met alle kracht kon ik m'n hoofd een beetje nee laten zeggen. Gelukkig had hij me begrepen..

Eindelijk is de minuut om. Ik merk, dat ik vanzelf weer lucht krijg. Wat ben ik een mislukkeling. Dit stelt toch niks voor, bedenk ik, als Esther me bemoedigend toevoegt: "Je mag best trots zijn op jezelf, hoor." Waarop kan ik dan trots zijn? Ze vervolgt: "Wees 'ns trots op hetgeen je kan. Blijf niet stilstaan bij wat je niet kunt . "Zou ik ooit nog 'ns echt stil staan?

Volgens mij leest ze ongeloof en wanhoop in mijn ogen. Ze reageert direkt met: "Zullen we een eindje de gang op lopen?" Ze voegt de daad bij het woord, verandert wat aan de slangen en machines achter me en doet het bed van de rem. Samen verlaten we de Intensive Care. Ik kijk voorzichtig om me heen en zie op de gang alleen deuren met ramen. Dan schrik ik onwijs:

"Wie is die man met mijn gezicht?"


Terug naar de inhoudsopgave

4. Goed hè!

Wekenlang oefen ik. Wat is het zwaar aan de beademing. Ik heb het syndroom van Guillain-Barré en ben totaal verlamd. Het was een lot uit de loterij. Hier op de I.C. probeer ik enkele minuten per dag zelf te ademen. Vele draden lopen van en naar mijn lichaam. Het piept en zuigt om me heen. Het loopt al tegen de kerstdagen", bedenk ik geschokt.

Ik ben er heilig van overtuigd, dat het nooit meer volledig gaat lukken. Ja, ze zeggen, dat inademen vanzelf gaat. Makkelijk praten hebben de verpleegkundigen.

Drie uur zelf en een uur rust. Rust?! Doorbewegen, laten wassen, laten scheren, bezoek en nog veel meer. Wat een inspanningen. Ik hoor veel lawaai achter me.
"Ja Bram, je doet het geweldig. Je gaat vooruit". Ik probeer te antwoorden en te bewegen. Tevergeefs.
De vochtigheid van de toegediende lucht zorgt voor veel slijm, dat in mijn longen los komt. Ik krijg het benauwd. Gelukkig komt een verpleegster me uitzuigen. Nou ja, gelukkig?

Het is tien minuten voor drie. Nog ruim een uur. Dan komt mijn vrouw weer en dan heb ik ook weer "rust". Komt er dan nooit een eind aan deze verschrikkelijke weg? Ik las op een gekregen kaart: De weg vertelt de reiziger niet wat hem wacht? Zo is het. Ik ben die reiziger. Die weg is zo oneindig lang. Is er wel een eind? De secondewijzer van de klok, die boven de deur hangt, lijkt me steeds meer te tergen.

Dat is waar ook. Ik heb oordopjes van een walkman in. Zo kan ik luisteren naar Simon Carmiggelt of voor de zoveelste maal naar Paul de Leeuw, Robert Long, Frans Halsema en Herman van Veen. "VOOR WIE ANDERS" is de titel van de laatste CD van Herman. Met een ontroerend briefje had ik die gekregen. "Goede Bram", was zijn aanhef.

De muziek is eventjes een goede afleiding, want soms kom ik "los" van mijn ademhalen. Wel vervelend, als de tape steeds opnieuw begint. Een walkman met auto-reverse.
Ik kan hem zelf niet bedienen. Niemand kan ik roepen. Ik word boos en voel me hulpeloos, maar ik moet verder. Van en voor wie? Ik moet wel, want ik kan geen kant op. Ja, voor mijn vrouw en kinderen.

Ik zing een liedje mee. Althans dat lijkt zo. Ik beweeg mijn mond, of wat daarop misschien lijkt en zing foutloos mee. Er zit geen valse noot tussen. Ik vergeet warempel op m'n ademhaling te letten. Prachtig klikt de stem van Herman in mijn oren. Hij vertolkt wat ik voel. De tranen zoeken een langzame weg over mijn wangen, via mijn kin langs mijn hals. Terwijl ze schokkend op het laken glijden en door een bijzonder matras worden geabsorbeerd, doe ik m'n ogen dicht. Glashelder ben ik het die, overtuigend en krachtig, maar o zo ingetogen "ALS JE KOMT" zingt:

"Toe neem me zacht als je komt.
Doe me geen pijn.
Ik zal als een bruid gewillig zijn.
Toe neem me mee als de wind.

Ik zal me niet verzetten,
Gebruik geen vuisten, geen raketten.
Maar dan moet je beloven
Dat je komt

Wanneer ik honderd ben.
Dan ga ik mee, heel gedwee
Met je mee."

Ik geef heerlijke ruimte aan mijn angst en bewogenheid. Een glimlach ontlokt me. Ook de ze muzikale weg vertelt me niet wat me wacht.

Plotseling zie ik, dat de klok vier uur aangeeft. Mijn ademhaling!! Niks aan de hand, gelukkig. Waar blijft Ank? Ze is immers altijd op tijd. En waar is mijn verpleger? Ik moet toch aangesloten worden? Dat is echt afgesproken. Geduld moet je hier hebben. Is dat te leren?

Eindelijk, na tien minuten zie ik verpleger Tom samen met mijn vrouw op me toekomen. Ze ziet mijn verwijtende blik, want ze zegt: "Ben je niet blij, dat ik er ben?" Eigenlijk schaam ik me wat.

"Zullen we naar beneden gaan in een rolstoel?" vervolgt ze opgewekt. Ik zie als een steile berg tegen "uit bed, in de rolstoel, lang zitten, apparatuur veranderen" op.

"Tom gaat mee, hoor", verduidelijkt ze. Ik knik schuin achter me naar de letterkaart.

Samen spellen we "ademen". Tom zegt glimlachend, dat ik extra zuurstof in mijn neus krijg. "Lekker even naar beneden naar het restaurant, dan zie je eens wat anders", vervolgt hij. Uit de mond Ank hoor ik: "Wat heb ik een zin in een cappuccino".

Ik heb geen idee, hoe koffie moet smaken. Het zal me trouwens een zorg zijn. Ik hoef toch niet. Ik heb genoeg aan mijn neussonde.

Daar zitten we dan met zijn tweetjes, aan een tafeltje. Raar eigenlijk, een andere omgeving. Een beetje bang. Ank vertelt wat over thuis. De zuurstof blaast zacht mijn neusgaten in. Ik ruik een gemengde geur van vet en rook, voor het eerst. Nooit goed voor me. Als Tom terugkomt, drinkt hij snel zijn kopje leeg en zegt: "We gaan maar eens terug".

Ik vind het jammer en ik voel me opgelucht. Als we de I.C. binnengaan, vraagt hij me schijnbaar achteloos: "Heb je iets bijzonders gemerkt?"

Ik probeer mijn schouders op te halen. "Ik heb al een poosje de zuurstof afgesloten!"

Dreun! Van verbazing en vrees verstil en verstijf ik. Hoe kan dit, hoe moet dit en nu?

Ik kan mijn eigen gedachten niet bijhouden.

"Je ademt nou zelf, Bram, geweldig" hoor ik mijn vrouw zeggen en ik lees bange hoop in haar ogen. Nog een paar verpleegkundigen komen opgetogen aanlopen. De complimenten vliegen in het rond. Voorzichtig kijk ik Tom aan. Hij is de oorzaak van de verwarring. Verdomme, ik kan niks zeggen.

"Ik zie jullie op Eerste Kerstdag, dan heb ik weer dienst". Dan loopt hij weg. Als hij de deurknop in zijn hand heeft, draait hij zich om en kijkt ons nog even aan.

Schaapachtig trots roept hij: "Goed, hè!"


Terug naar de inhoudsopgave


5. Uit het hart in het hart

't Is waar, sinds mijn komst in het revalidatiecentrum ben ik wel wat vooruitgegaan. Eerst zat ik na een paar weken in een elektrische rolstoel. M'n handen werden op de knop, die op een plankje voor me was bevestigd, gelegd en zo kon ik vooruit, achteruit, links - en rechtsom, wenden en keren. Na enig intensief oefenen in de sporthal lukte het aardig, mits de accu gevuld was. Nee, Louis van Gaal, de geest was sterk genoeg, maar de rolstoel bleef echt onbeweeglijk, als mijn lichaam echt weigerde ...

Daarna belandde ik in een handbewogen rolstoel. Onvoorstelbaar moeilijk om deze aan het rijden te krijgen en te houden. Aan de wielen had men knoppen gemaakt, want ik had wel wat duwkracht, maar ik kon niet grijpen. Wat was dat zwaar. Moe, spierpijn, kramp, maar toch proberen zo "hard" mogelijk te gaan. Als ik vanaf mijn kamer op de eerste verdieping via de lift naar therapie op de begane grond moest, dan kwam er geen eind aan . Ik schat een afstand van amper honderd meter. Het leken loodzware kilometers. Wanneer mijn rooster vertelde, dat ik om half tien ergotherapie had, dan moesten de verpleging en ik ervoor zorgen, dat ik om negen uur vertrok. En dan was het echt afzien. Mijn sportmentaliteit en de uitdaging hielden me op de been. Nou ja, op de been?

Zo ook vanmorgen. Eindelijk bij Carla, de ergotherapeute. "Wat wil je?" vraagt ze vriendelijk. Ze weet, dat ik een hekel heb aan surrogaatspelletjes. Functioneel oefenen wil ik. "Aan de computer", zeg ik overmoedig. "Kom maar mee, dan kun je het proberen" en ze gaat me voor naar een tafeltje met een toetsenbord. Ze legt m'n handen op de toetsen en er verschijnt sssssssssssssssssssssssssss op het scherm. Ja, ja ik ben al stil. Mijn armen laat ik met moeite naar beneden glijden. Ik erger me en kijk Carla verslagen aan. Ze weet, dat ik toch wat wil "schrijven". "Ik pak het o.b. apparaat, dan gaat het beter", klinkt het optimistisch. Wat moet ik met maandverband? "Ik ben niet nu al weer ongesteld, hoor!" We kennen elkaar al heel goed en glimlachend legt ze uit, dat dit hulpmiddel met draadjes, gewichtjes en katrolletjes ervoor zorgt, dat de zwaartekracht wordt opgeheven. Ze bindt mijn polsen met leertjes vast, ze prutst wat achter m'n rug en ik voel mijn armen boven het toetsenbord zweven. Wat voelt dat raar. Ik probeer. Zij stelt bij en met inspanning van al mijn krachten duw ik een letter in en nog een en weer een. "Wat ga je schrijven"? vraagt ze, terwijl ze me bemoedigend toeknikt. Ik zeg, dat ik het misschien wel weet. "Ik laat je maar even alleen en als je me nodig heb, roep je maar". Dat lijkt me heel goed. Ik probeer nog wat letters en na enkele "enters" denk ik aan m'n vrouw, die dagelijks uren bij me was en nog is.

Op de Intensive Care was ze steeds hulpvaardig en nauwgezet geweest. Ze had zich thuisgevoeld tussen de verpleging. Ze werd overal bij betrokken en deed fantastisch en optimistisch haar best. En meer dan dat, omdat ook bij haar het verdriet en de onzekerheid over de toekomst tot grote hoogten stegen. Warme dankbaarheid voel ik. En ook een lege moedeloosheid, waar ik tegen vechten moet. Ik had dit tot zover nooit zonder haar gered en ik besef terdege, dat we er nog lang niet zijn.

Ik duw: J I J. Vervolgens vloeien woorden in mijn hoofd en groeien brokken in mijn keel. Zonder leestekens produceer ik, ondanks een steeds mistiger wordend zicht, een gedichtje met als titel JIJ.

Ik heb amper in de gaten, dat Carla me sommeert te stoppen, want de fysiotherapeute wacht op me. Het is al tien uur geweest. Ze kijkt naar het scherm en fluistert met omfloerste stem: "Wat mooi, zeg. Zal ik het voor je uitprinten?" De lieverd vergist zich een paar maal. Ik heb medelijden met haar. Tegelijkertijd vind ik dat eigenlijk wel prima zo, omdat ik even de tijd krijg me te hervinden. Of wat daar ook voor door mag gaan. Uiteindelijk vouwt ze het papiertje voorzichtig in vieren en stopt het in mijn broekzak, terwijl ze vraagt, of ik het gedicht later op de computer wil "versieren". Als ik dat maar kan, denk ik. Ik knik dankbaar, zeg gedag en rol in de richting van de fysioruimtes. In een roes laat ik mezelf gaan.

"Je bent veel te laat. Waar blijf je nou? We zouden toch loopoefeningen gaan doen?" roept Anneke, "Ik heb je overal lopen zoeken!" Ik stotter, dat ik voor Ank geprobeerd heb een gedichtje te maken en ... Ik kom niet verder dan met betraande ogen te knikken in de richting van mijn broekzak. Voorzichtig haalt ze de oorzaak eruit. Als ik blijf ja-knikken, vraagt ze zacht: "Mag ik het lezen, Bram?"

Terwijl ze dit doet, schieten de tranen toe: bij haar voor de eerste en bij mij voor de tweede keer. "Kom mee, we gaan naar de kroeg". En zonder mijn toestemming af te wachten, draait ze m'n rolstoel en duwt me naar genoemde ruimte.

Ze haalt twee kopjes cappuccino en doet in de mijne wat suiker en een gebogen rietje. Als ze een stoel heeft bijgeschoven, leest ze weer mijn regels, die enige ogenblikken geleden ter plekke recht uit m'n hart kwamen en tezamen een gedichtje voor mijn vrouw waren geworden. De woorden waren als een bevrijdende geboorte.

Dan grijpt ze mijn beide handen en knijpt crescendo. Ik wil tevergeefs antwoorden. "Dit heeft Ank echt verdiend. Wat zal ze hier blij mee zijn, zeg." Ik kan alleen maar knikken. We kijken elkaar - opnieuw - betraand aan. Snotterend sputtert ze recht voor z'n raap en uit 't hart: "Wat is het toch allemaal kut, he?!"

Dan slaat ze haar ogen neer en ik draai m'n rolstoel naast haar. Samen lezen we stilzwijgend

JIJ

verslagen en verlamd
plots en onverwacht
van sterk snel zwak
ongekend en ongedacht
niet weten toch leven
met jou en alle vragen
mijn steun en toeverlaat
mijn hoop in bange dagen

(5 mei 1996)


Terug naar de inhoudsopgave



6. OOK VAN JOU

Verslagen en verlamd

Plots en vele vragen

Van sterk naar heel snel zwak

Ongekend en ongedacht

Mijn steun en toeverlaat

Mijn hoop in bange dagen

Vanuit mijn maagd'lijk bed

De dag is altijd nacht


Alles piept en zucht

Een zaal met misverstanden

'k haal kunstmatig lucht

Mijn vrijheid ben ik kwijt


Vele maanden later

Zelf adem halen

Ik schraap schor je naam

Tijdloos is de tijd


Twee mensen hand in hand

De zomer zomert

Zenuwbanen stuk

We schuiven naast elkaar


Ik voel 't hete strand

En zie speelse golven

Met jou bij de hand

Elke stap is zwaar


Gelegen op mijn rug

Je duwt me bijna zittend

Het branden van de zon

We spelen het wel klaar


Geploeter in het zand

Ik weifel en ik wankel

Die klote zwaartekracht

Mijn benen houden op


Ik struikel en ik zweet

Met humor overgoten

Daar is wat troostrijk bier

De vlag zal in de top

Terug naar de inhoudsopgave



Wilt u mij mailen, klik dan hier


Terug naar patiëntenindex

Terug naar de hoofdindex