IK DROOMDE
“De kritieke 5 dagen waren voorbij en het ging de goede kant op. Er kon dus begonnen worden met het verdere genezingsproces cq revalidatieproces. Ik was ergens in België. Ook Ger en mijn moeder waren er. De neuroloog kwam langs. Ik lag ergens op de grond met mijn voeten onder een balk. Ger vroeg aan de neuroloog wat hij nu verder ging doen. Hij zei, dat hij wel verder wilde gaan met de behandeling, maar dat er dan eerst geld op tafel moest komen. Ger vroeg, hoeveel hij dan wilde hebben. Om te beginnen wilde hij Fl. 24.000 hebben. En daarna zou hij wel zeggen hoeveel hij er nog bij moest hebben. Ger zei, dat we geen Fl. 24.000 hadden, maar dat hij wel zou proberen om dat bij elkaar te krijgen. Het moest ook wel, want anders zou ik daar blijven liggen, zonder dat er wat gedaan werd.
Ik lag nu weer op een bed, met lakens heel strak om me heen. Naast me was een dun muurtje en daar hoorde ik Ger bellen met allerlei mensen om geld bij elkaar te krijgen. Als ik voor me keek, zag ik Edith aan een tafel zitten met mensen daarbij. Ze was haar werk aan het overdragen, want ze ging met vakantie. Ook liepen er allemaal andere mensen rond en ik hoorde mijn moeder praten.
Ger kwam uiteindelijk terecht bij het Voorlichtingsbureau Vlees, waar ik werk. Arno kon wel regelen, dat we geld konden lenen bij de Generale Bank. De aflossing zou ingehouden worden op mijn salaris. Toen Arno alles geregeld had, kwam hij naar Ger toe met allerlei papieren. Hij vond wel dat we veel af moesten lossen, nl. Fl. 1.021,34, maar Ger vond dat geen probleem, want het ging om mijn genezing en dan maakte het niet uit wat het kostte. Ik hoorde mijn moeder zeggen, dat ze ook wel even naar de bank zou gaan, om iets in het ”fonds” te storten. Alles is dus geregeld en de neuroloog wordt op de hoogte gebracht en begint met de verdere behandeling. Ger gaat weer achter het muurtje zitten en gaat allerlei mensen zitten bellen. Ik hoor dat allemaal, maar weet niet precies wat er aan de hand is. Wel dat er geld geleend is, maar ik weet niet waarom. En waarom komt Ger het me niet vertellen??”
IK DROOMDE
“Mam kwam vandaag op bezoek. Maar omdat ik er zo naar uitzag met al die slangen, mocht ze niet gelijk bij me. Ger nam haar eerst mee naar boven (?). Omdat er veel mensen uit de omgeving van mijn moeder op de hoogte waren van mijn ziekte, vonden ze, dat ze iets moesten doen. Omdat mijn moeder altijd zo creatief bezig is, hadden ze verzonnen dat ze allemaal dingen voor me zouden maken, in de vorm van mobiles. En aldus kwamen Gerald en Jolanda, Manon, Nel Kok, Tante Geer, Tineke, Jack en Dirk, Tante Bets en er waren er nog veel meer. En allemaal hadden ze wat gemaakt met ballonnen, veren en weet ik veel wat. Sluipend kwamen ze allemaal binnen en legden alles op mijn bed neer. Niemand zei iets, er werd alleen wat gefluisterd. Ik wilde voelen wat er allemaal op mijn bed lag en tilde mijn armen op (maar dat kon ik dus niet) om het aan te kunnen raken. “Oh”, fluisterden ze, “hij beweegt zijn armen”. Ik keek iedereen aan, maar niemand zag mij. Ze keken alleen maar naar mijn armen. Na een tijdje gingen ze weg. Naast of tegenover mijn kamer was een ruimte waar een drankje gedronken kon worden. Iedereen zat luid te praten. Jack zat te huilen. “Ach”, zei Tante Geer, “hij heeft een grote mond, maar een klein hartje”.
Ik lag op mijn bed, en hoorde alles wat er buiten mijn kamer gebeurde. Ze dronken allemaal een biertje en het was heel gezellig. Maar ik wist ook dat mijn moeder er was en die had ik nog niet gezien. En waar was Ger? Die was natuurlijk bij mijn moeder.
Op een gegeven moment kwam iedereen weer terug in mijn kamer. Allemaal fluisterend tegen elkaar en niemand zei iets tegen mij. Ik hoorde dat ze zeiden, dat ik nu mijn armen niet bewoog. Dus daar ging ik weer. Maar nu voelde alles aan alsof er naalden en mesjes in mijn armen staken. Ik moest mijn armen blijven bewegen en kon niet stoppen. “Au , au”, riep ik, “haal weg die troep”. Maar niemand deed iets en ze zeiden alleen maar: “Moet je kijken, hij beweegt zijn armen al weer”. En het deed een pijn, niet te geloven. Mijn armen lagen helemaal open. En ik moest maar door blijven gaan. Er kwamen mensen van de verpleging binnen en die vonden zo mooi wat iedereen voor me gemaakt had, dat ze spontaan begonnen te huilen. Maar ik vond het helemaal niet leuk meer, het deed alleen maar zeer.
Op een gegeven moment ging iedereen weg en stond Ger ineens naast mijn bed. Of het goed was dat hij mam van boven ging halen. Dat was natuurlijk goed.”
En nu weet ik niet of ik dat gedroomd heb of niet, maar volgens mij was dit ook echt de eerste keer dat mam bij me kwam. Achteraf blijkt, dat door de dingen die er toen gebeurd zijn, dat het de tweede keer was. Dan herinner ik me de eerste keer waarschijnlijk niet.
IK DROOMDE
“Vandaag gaat Edith trouwen. Ik lig in een soort kooi, helemaal vastgebonden zodat ik me niet kan bewegen. Edith staat midden in een kamer met een gigantische truttige jurk aan. Heel wijd met allemaal kant, een grote witte sluier helemaal voor haar gezicht langs, pofmouwen en allemaal met kanten roesjes (in ieder geval niet de jurk die Edith mooi vindt en waar we al heel veel grapjes over gemaakt hebben) en haar haar in pijpekrullen. Er is iemand aan het helpen om haar aan te kleden. Ik zie allemaal collega’s rondlopen, langs mijn “kooi” richting een badkamer. Iedereen ziet er even mooi uit. Ze lopen druk te kletsen, maar niemand ziet mij liggen. Ik wil uit die kooi vandaan, want ik moet me ook omkleden voor het feest. Ik probeer te roepen, maar niemand hoort me. Ik schop tegen de zijkant van de kooi, niemand hoort me. Ik ga als een gek liggen bewegen, niemand ziet dat. Ik zwaai met mijn armen, niemand ziet het. Mag ik soms niet mee? Ineens is iedereen weg. Er komt een verpleegster binnen en ik krijg een tromboseprik. “Goh”, zegt ze, “heb je gedroomd, je bent helemaal nat van het zweet.”
IK DROOMDE
“Het was aan het eind van de dag, en dan werd je altijd weer een keertje opgefrist en kreeg je je medicijnen. Maar ik lag niet in het ziekenhuis. Ik lag in een politiebureau, ergens achterin tussen blauwe, ijzeren kasten op blauwe vuilcontainers. Als ik naar rechts keek, zag ik een binnenplaats met blinde muren, maar ik zag ook een snelweg, waar het verkeer over raasde.
Terwijl ik daar lag, gingen ze me wassen en werden er infusen verwisseld. Ook hoorde ik veel herrie bij een balie vandaan. Daar zat een agent achter. Op een gegeven moment was er zoveel lawaai, dat de verpleegsters wegliepen om te kijken wat er aan de hand was. Toen ze terugkwamen, zeiden ze tegen elkaar dat ze op moesten schieten om de boven etage op te ruimen. Ik werd, onder protest, op mijn zij gelegd en keek uit over de binnenplaats en het vele verkeer op de snelweg. Ik hoorde, dat er 100 asielzoekers waren gekomen, die onderdak zochten in het politiebureau. De agent achter de balie zei, dat er op de zolder genoeg plaats was en dat dat Fl. 100,00 per persoon kostte. Dat was geen probleem. De verpleegsters moesten dus snel die bovenetage in orde gaan maken.
Op een gegeven moment hoorde ik boven mij een gigantische herrie. Stampen, luide muziek, druk praten en geschreeuw. Ik wilde gaan slapen, maar dat lukte niet door die herrie. Ook kwamen die asielzoekers telkens naar beneden, om bij die agent achter die balie iets te eten of te drinken te halen. Alles ging met heel veel herrie gepaard.
Opeens lag ik niet meer op die containers, maar in een grote zaal met om me heen een rond gordijn. Links van me lag nog iemand, maar die sliep. Het gordijn was niet helemaal dicht en ik zag de balie waar die agent achter zat. De herrie boven me was inmiddels over.
Opeens zag ik Ger, mam, Edith en Erik en Nicole en Klaas het politiebureau binnenkomen. Ze hadden gegeten bij Savelberg. Dit was nog een kadootje voor Nicole en Klaas omdat die getrouwd waren, gingen verhuizen en daarvoor hadden we ze uitgenodigd een keer op visite te komen. Maar omdat ik in het ziekenhuis lag en dat het nog wel even kon duren, had Ger ze uitnodigt om uit eten te gaan. Mijn moeder was bij Ger en Edith en Erik gingen binnenkort toch ook trouwen, dus iedereen ging mee. Toen ze na het eten bij de auto kwamen, was de auto van Nicole open gebroken en waren er allerlei spullen, die ze moesten herhuizen naar Utrecht en die al in auto lagen, gestolen. Bij Edith was alleen de kofferdeksel open gebroken en waren gelukkig alleen de trouwschoenen van Erik er uit gehaald. Dat is natuurlijk allemaal gedaan door die asielzoekers! Onze auto was niet opgebroken.
Ik zie ze dus allemaal staan in de hal van het politiebureau, want het gordijn stond een stukje open. Nicole was helemaal boos, want haar antieke kast was gestolen. Klaas bestelde nog een biertje. Erik was boos, omdat zijn dure trouwschoenen weg waren. “Och”, zei Edith, “het maakt toch niet uit, ik bel mijn vader wel en die komt ons wel halen”. Ook Ger bestelde nog een biertje.
Op een gegeven moment lopen Edith en Nicole naar het toilet en komen langs het open gordijn. Ze kijken naar binnen, zien me, maar lopen gewoon door. Ik kan me dat voorstellen van Nicole ivm het overlijden van haar zusje, maar Edith loopt ook gewoon door.
De mannen bestellen nog een biertje bij de agent.
Op een gegeven moment gaat iedereen weg. Mijn moeder vraagt aan Ger, of hij nog wel kan rijden, omdat hij toch wel wat gedronken heeft. “Tuurlijk moeder, anders had ik wel een taxi gebeld,” zegt hij. Iedereen vertrekt. Niemand is bij me geweest, ze hebben zelfs geen b blik naar binnen geworpen, terwijl iedereen wist dat ik daar lag.”
IK DROOMDE
“Toen ik droomde dat mijn moeder voor het eerst op bezoek kwam en heel veel mensen uit haar omgeving meekwamen, kwamen die telkens iedere dag terug. Ik lag weer “ergens” waar een bar bij was, maar ook een meertje. Ikzelf keek uit over een groot grasveld met in de verte een bos. Op dat grasveld stonden allerlei auto’s. Ik hoorde dan allerlei mensen praten, Jolanda, Gerald, Dirk, Jack, maar ook de kinderen van Gerald. Ik zag ze door kier van het gordijn heen en weer lopen, maar ze kwamen niet naar me kijken. Ze waren dan druk aan het praten en het drinken. Aan het eind van de dag wilden ze wat eten. Er was daar dus niets. Dan gingen ze maar een pizza bestellen. Bellen ze een pizzaexpres ergens in de kop van Noord Holland. Maar daar waren we niet. Het duurde dus erg lang en die herrie ging me ontzettend irriteren. Op een gegeven moment ging iedereen weg. Ik zag ze beneden in de auto stappen. Vervolgens weer stoppen, met elkaar praten en toen kwamen ze weer terug om te gaan drinken. Weer die herrie.”
Dit soort dromen heb ik verschillende keren gehad, in een soortgelijke vorm. Dan weer lag ik aan een meer, dan in het bos, dan weer had ik uitzicht over een grasveld en een bos, maar iedere dag kwamen dezelfde mensen en was er dezelfde herrie. Misschien is het ook wel één soort droom geweest, dat weet ik niet meer.
IK DROOMDE
“Ik lag in een schaars verlichte kamer met op de muren allemaal kruizen getekend. Ik werd, naar voren gebogen, op de rand van de tafel gezet en er werd een kruis op mijn rug getekend. Toen werd ik weer neergelegd. Er stonden allemaal vreemde mensen om me heen, die me zwijgend aankeken. Het was de bedoeling dat ik stopte met ademen en dus dood zou gaan. Maar dat wilde ik niet. Ik riep hard om Ger, maar die hoorde me niet, want ik had geen stem. Ik kon ook niet begrijpen waarom Ger er niet was. Ik begon steeds sneller adem te halen om maar te blijven leven. Op een gegeven moment was iedereen weg en lag ik alleen in de kamer. En maar blijven ademen, heel snel.
In één van mijn dromen heb ik mijn vader gezien, die in 1998 is overleden. Hij stuurde mij in een droom weer naar aarde terug. Hij zei, dat ik daarboven nog niet thuishoorde en ik moest weer vertrekken. Hij gaf me een zacht schopje (dat deed hij vroeger wel eens als grapje: net of hij me een schop wilde geven, maar dan net voordat hij dat echt deed, stopte zijn voet) onder mijn achterste en ik was weer terug.”
Op een gegeven moment ging het licht aan en kwamen er twee verpleegsters binnen om me te wassen. Ze deden de gordijnen open en de kamer was weer licht en de kruizen op de muur waren weer verdwenen. Dit zou waarschijnlijk wel weer echt gebeurd zijn.
Ik weet niet of het in dezelfde droom geweest is, maar voor mijn gevoel sluit de volgende droom daar op aan.
“Nadat ik was gewassen, zeiden de verpleegsters dat ik niet op mijn rug mocht blijven liggen. Ik was overigens weer op een vreemde plaats, in ieder geval niet in mijn kamer. Waar het wel was, weet ik niet. Ze wisten dat ik moeilijk op mijn zij kon, dus wat deden ze: ze zetten twee stoelen met de ruggen tegen elkaar aan en zo, dat de voorpoten los van de grond kwamen en daar werd ik op mijn rug overheen gelegd, met mijn hoofd naar beneden aan de ene kant van de rugleuningen en mijn voeten aan de andere kant. Toen pakten ze visdraad met aan de uiteinden vishaakjes. Die haakjes haakten ze vast aan de bovenkant van mijn voeten. Aan de draden tilden ze mijn voeten op en ze maakten de draden vast aan het plafond. Ik gilde het uit van de pijn. Maar ze lieten me gewoon liggen en pas na een hele tijd werden mijn voeten weer losgemaakt.”
IK DROOMDE
“Waar ik nu weer was, weet ik niet, maar ik kon in ieder geval niet op die plek blijven. Ik werd overgeplaatst en kwam terecht in een kamertje bij het Voorlichtingsbureau Vlees aan de Treubstraat. Er liepen verpleegsters rond met op hun jas TNO. Ook hier werd ik weer in een vreemde houding neergelegd. Schuin naar beneden met mijn benen, zodat er niet al te veel druk op mijn rug was. Ik lag in een kamer met allemaal witte kasten en een tafel in het midden. Als ik op zij keek, dan zag ik allemaal collega’s lopen. Er was in die ruimte, die heel hoog was, benedenin een kantoorruimte en op een hoger gedeelte was er een restaurant. Verder was er aan de rechterkant een groot, rond appartement gebouwd van twee etages met uitzicht op zee.
Het restaurant werd die avond voor het eerst gebruikt en de leiding was in handen van Annemarie Kok en Wiebo. Het was ingericht met veel groene meubelen en er stond ook een grote molen in. Jolanda en Edith liepen te sjouwen met kratten met frisdrank om de koelkasten te vullen. Er zou die avond een receptie zijn en Huub zou de hapjes klaarmaken. Maar die waren heel beperkt. Een paar toastjes en saté. Op is op zei Suzanne, die daar ook rond liep.
Ik lag dus schuin naar beneden in dat bed en zakte langzaam naar beneden. Ik kon me niet tegenhouden of roepen of bellen en uiteindelijk lag ik bijna helemaal in de kreukels op de grond. De verpleegsters liepen maar langs en wierpen niet eens een blik in de kamer. Ook mijn collega’s liepen maar heen en weer en niemand had aandacht voor mij. Op een gegeven moment kwam er een dokter binnen om me te onderzoeken. Ik werd dus omhoog gehesen. Om te voorkomen dat ik weer naar beneden zou zakken, werd het bed rechtop gezet en werden de lakens heel strak om me heen getrokken, zodat ik geen vin kon verroeren en dat was natuurlijk ook vreselijk warm. Ook werd ik uit dat kamertje gehaald en in een hoek van de kamer van het appartement neergezet. In die kamer was ook een tentoonstelling van schilderijen en kunstwerken. Naast mijn bed stond iets, wat begon te bewegen als er iemand langs liep. En het bleef bewegen, want er liepen constant mensen heen en weer, die mij niet zagen. In een andere kamer hoorde ik Ger praten en mijn moeder, maar ze waren nog niet bij me geweest. Ik snapte er niets van en probeerde ze te roepen. Ook probeerde ik me te bewegen om aandacht te trekken en kreeg het daar ontzettend warm van. Badend in het zweet lag ik in mijn bed. Op een gegeven moment waren de hapjes op. Op is op, zei Suzanne. Huub trok zijn koksbuis uit en ging weg. Al die tijd had er niemand in het restaurant gezeten en daar ging het licht uit.
Iedereen vertrok en niemand zei me gedag, alleen Ger en mam kwamen me een zoen geven en vertrokken ook zonder met me gesproken te hebben.
Uiteindelijk bleef ik achter met het bewegende beeld, die ondanks dat er niemand meer was, wel constant bleef bewegen.”
IK DROOMDE
“Ger had mijn gebit weer ingedaan. Ik zette mijn tanden op elkaar en het gebit brak in honderdduizend stukken. En die stukken waren allemaal van glas en staken in mijn kaken. Langzaam blies ik al die stukjes glas uit mijn mond. En ik kon blijven blazen, want het hield maar niet op. Steeds kwam er weer glas uit mijn mond. Ik raakte helemaal in paniek, want ook mijn hele kaak lag open en bloedde ontzettend.”
IK DROOMDE
“Omdat Ger naar Amsterdam toe moest, moest hij me ergens onderbrengen. Ik was niet in het ziekenhuis en ik vermoed dat deze droom uit een van de eerste opnamedagen komt.
Ger bracht me naar een kennis van hem, ene Hans, maar die werkte in een bordeel. (Achteraf bleek, dat Hans een verpleger op IC was.) Het bordeel stond ergens boven aan een grote, kronkelige, stenen trap.
Ger stond met Hans te praten en ik werd door andere verplegers op de grond neer gelegd. Er werd een of andere klep over me heen getrokken en daar kwam allemaal stoom uit. Het was dus een soort sauna.
Ger ging weer weg en ik bleef zo liggen. Na verloop van tijd kreeg ik het ontzettend warm en wilde onder die klep vandaan. Maar ik kon er niet onderuit komen en als ik riep, reageerde er niemand. Als ik opzij keek zag ik een deur die uitkwam in een gang. In de hoek was een trap naar beneden. Ik zag telkens witte jassen voorbij die deur gaan, maar ook allerlei kerels en die gingen dan die trap af. Daar zaten natuurlijk de hoeren. Maar wat moest ik in hemelsnaam in een bordeel. Ik wilde weg, maar kon niet.
Na lange tijd kwam die Hans weer een keertje bij me kijken. Ik was drijfnat van het zweet en hij vroeg of ik onder die klep vandaan wilde. Graag natuurlijk. Ik werd door hem op een brancard neergelegd, met naast mij aan de linkerkant een kastje. Aan dat kastje was een hele ijzeren constructie gemaakt met daar doorheen draad. Aan het eind van het draad hing een potlood. Ik wilde dat potlood hebben om het telefoonnummer van Ger op te schrijven, zodat ze konden bellen dat Ger moest komen, want hier wilde ik niet blijven. Ik probeerde aan het touw te trekken, maar dat lukte niet, want ik had rubberen handschoenen aan. Die moesten eerst uit. Met veel moeite had ik de handschoen aan mijn rechterhand uit. Maar toen die uit was, had ik er gelijk weer eentje aan. Ik had allemaal handschoenen over elkaar heen en die moesten allemaal uit. Wat een werk was dat. Uiteindelijk waren ze uit. Door de grote inspanning had ik ontzettende dorst gekregen. Ik ging met mijn tong over mijn (tandloze) kaak en voelde in mijn kaak allemaal splinters. Die waren daar gekomen, omdat Ger iedere keer mijn kaak nat maakte met een stokje met aan het uiteind een stukje schuimrubber. Maar van dat stokje had ik allemaal splinters gekregen. En Ger doopte het sponsje vaak in een mentholoplossing, waardoor het helemaal groen was geworden. Ik moest dus die splinters uit mijn mond verwijderen. Ik peuteren en frunniken en uiteindelijk haalde ik er een donkergroen kunstgebit uit met allemaal houtsplinters er in. Ik liet het op de grond vallen en hoopte maar dat niemand het zou vinden.
Ik ging proberen het touw naar me toe te trekken, maar iedere keer ging het deurtje van het kastje dicht en zat het touw ertussen. En als het potlood vlak bij me was, sprong hij weer omhoog alsof hij aan elastiek hing. Uiteindelijk had ik het potlood toch te pakken en wilde het nummer van Ger opschrijven. Maar de punt brak er af. En dan opeens zat er weer een punt aan en als ik wilde gaan schrijven, brak de punt weer. Het lukte dus niet. Maar ik moest daar weg. Ik probeerde van de brancard af te komen. Om weg te komen wilde ik in uiterste noodzaak me van de trap af laten rollen. Dan kon ik onderaan een taxi nemen en naar huis gaan. Als Ger dan uit Amsterdam kwam, dan zou hij me wel thuis vinden.
Ik ben heel lang bezig geweest om weg te komen, helemaal nat van het zweet. Op een gegeven moment kwam Ger binnen, samen met Hans. Ik was erg onrustig. “Rustig toch jochie, ik ben er toch, wat is er nou, je weet toch dat ik zou komen”, zei Ger, “je bent helemaal nat van het zweet”. “Ja,” zei Hans, “hij is aldoor erg onrustig”. Dit laatste, vanaf het moment dat Ger binnen kwam, is geen droom geweest, maar gebeurde echt.”
IK DROOMDE
“Waarschijnlijk aansluitend op de vorige droom, droomde ik op een gegeven moment dat ik op de zolder van het bordeel moest blijven slapen.
Ik werd naar boven gebracht en in een klein kamertje neergelegd. En weer op een brancard gelegd, die heel smal was, zodat ik er net op paste. Terwijl ik daar lag, begon het heel hard te regenen. Ik hoorde de regen op het dak kletteren. De wanden van de kamer waren bekleed met plastic. Achter het plastic zag ik het water naar beneden gutsen. Ik had al eerder in die kamer gelegen en ook toen regende en lekte het. De eigenaar van het bordeel kwam naar de kamer en ging midden in de kamer staan met een grote schaal om het water wat naar beneden lekte, op te vangen. Ook stonden er een paar andere mensen met schalen om het water op te vangen. Niemand zei er iets. Ik lag zonder dekens en had het koud. Na een tijdje hoorde ik timmeren op het dak. Het lekken hield op.
Er kwam een verpleger binnen om me medicijnen te geven. Ik moest weer op mijn zij gaan liggen, maar dat wilde ik niet ivm de pijn. Maar het moest. Ik probeerde tegen te sparelen, maar kon met natuurlijk niet bewegen. Hij sloot me aan op allerlei infusen, ik werd op mijn zij gelegd, kreeg een zwaar slaapmiddel en sliep, zonder te merken dat ik op mijn zij lag.”
Dit waren de dromen die ik mij heb kunnen herinneren. De dromen staan nog steeds als een film op mijn netvlies.
Terug naar index Johan